Geschiedenis in 6 stappen
In 6 stappen een kort overzicht van het Wageningse verleden:
- Eerste bewoning
- Vestingstad
- Bronnen van welvaart
- Agrarisch onderwijs en onderzoek
- Oorlog en bevrijding
- Wetenschap als booming business
1. Eerste bewoning
Al in de prehistorie woonden er mensen in Wageningen. De oudste archeologische vondsten zijn gedaan bij de Fransche Kamp waar 170 duizend jaar oude vuurstenen werktuigen zijn gevonden. De grafheuvels bij Oranje Nassau’s Oord zijn al rond 2500 voor Christus opgeworpen. Op andere plaatsen zijn ook sporen uit de Bronstijd (1500 v. Chr.) en de Vroege IJzertijd (800 tot 500 v. Chr.) gevonden. Alleen uit de IJzertijd kennen we enkele boerderijen.
In de 20e eeuw werd bij de Diedenweg een groot grafveld met circa 100 graven gevonden. Daar zijn vanaf het einde van de 4e eeuw tot het einde van de 9e eeuw mensen begraven. Een bijbehorende nederzetting is nog niet teruggevonden.

De eerste schriftelijke vermelding van Wageningse namen vinden we in een akte van 838. Daarin worden Thullere en Bracola genoemd, waarmee de buurtschappen Dolder en Brakel, ten noorden van de huidige binnenstad, worden bedoeld. U ziet de namen op de afbeelding hiernaast op de vierde regel van onderen. Tot de jaren 60 van de 20e eeuw vormden deze buurtschappen samen de Benedenbuurt. Een buurt van boerderijen, arbeidershuisjes, winkeltjes en cafeetjes.
Deze buurten lagen op de grens van de oostelijke droge zandgronden en de akkers op de Eng, en de lager gelegen veengebieden in het westen. Andere buurtschappen waren de Peppel, Leeuwen, de Vierhuizer Brink en de Stadsbrink.
De ontwikkeling van de stad zelf kwam pas later. Op de stuwwal die nu Wageningse Berg heet, staat rond het jaar 1000 een kapel. Deze kapel was het centrum van een parochie die in de bronnen Wacheningon en Wagenunge heet. Het is mogelijk dat daarmee een gebied westelijk, onderaan de berg, wordt bedoeld. De wijk die tot in de twintigste eeuw nog bekend stond als ‘Oud Wageningen’.
Later ontwikkelt zich een stad die iets westelijker, eigenlijk al in het veengebied, ligt. Die gaat Nieuw Wageningen (‘Nijwageningen’) heten.
2. Vestingstad
In de loop van de twaalfde eeuw ontstond aan de rechter Rijnoever, ten westen van de stuwwal, een kleine nederzetting. Het is de jongste van de boerenbuurtschappen die zich sinds het vertrek van de Romeinen uit ons land aan de rand van de stuwwal De Wageningse Berg ontwikkelen. Het was waarschijnlijk een nederzetting van slechts enkele tientallen boerderijen en huizen. Op 12 juni 1263 kreeg die onder de naam Nijwageningen stadsrechten van graaf Otto II van Gelre.
Het stadje ligt in het smalste deel van de toen nog erg drassige Gelderse Vallei en aan de rand van Otto’s machtsgebied. De stad ligt dan nog direct aan de Rijn, die in de middeleeuwen vlak langs de nederzetting stroomt, waardoor zij de doorvaart op de rivier beheerst.
Hoewel Wageningen zou kunnen uitgroeien tot een bloeiende handelsstad, is dat niet gebeurd. Haar functie als grensvesting en de concurrentie van Arnhem zaten in de weg. In de loop van de eeuwen hebben belegeringen, plunderingen en branden hun tol geëist.
In de eerste helft van de 16e eeuw is het kasteel van Wageningen in de zuidoosthoek van de stad gebouwd. Ook worden de verdedigingswerken van de stad zelf fors versterkt en aangevuld. Wanneer Gelre in 1543 in handen valt van keizer Karel V, die ook al Utrecht in bezit heeft, is het afgelopen met de betekenis van Wageningen als grensvesting.
Tijdens de 80-jarige oorlog groeit het belang van de stad als vesting weer, nu als bewaker van de Veluwe. Na de Vrede van Munster in 1646 worden de vestingwerken niet goed meer onderhouden. In 1672 geeft de stad zich dan ook zonder slag of stoot aan de invallende Franse troepen over. Dat is meteen het einde van Wageningen als vestingstad, al blijven de fortificaties voorlopig nog grotendeels intact.

3. Bronnen van welvaart
Tot diep in de 17e eeuw drijft de economie van Wageningen vooral op de landbouw. Er staan nog diverse boerderijen midden in de stad. De handel is vooral regionaal, al komen er wel een paar buitenlandse producten (vijgen, druiven, wijn) op de markt. Handel van betekenis ontstaat niet, doordat de ontplooiing te erg gehinderd wordt door oorlogshandelingen en concurrentie van steden uit de omgeving, vooral Arnhem.

Tabaksteelt
Wanneer Wageningen na 1672 geen belangrijke vesting meer is, komt er eindelijk rust. De legering van Staatse troepen in de stad geeft werk aan ambachtslui. Maar vooral de opkomst van de tabaksteelt zorgt voor veel werkgelegenheid. De zwaar bemeste zandgronden bij de stad blijken zeer geschikt voor dit handelsgewas. Dankzij de tabakscultuur klimt Wageningen tot het einde van de achttiende eeuw op tot 1 van de rijkste steden van het Kwartier van Veluwe. Maar in de loop van de negentiende eeuw gaat de teelt van inlandse tabak steeds verder achteruit. Dat is het gevolg van de invoer van tabak uit Amerika en uit Nederlands-Indië. Rond 1900 is de tabaksbouw in Wageningen geheel verdwenen.
Sigarenindustrie
De tabaksteelt levert de Wageningers indirect toch een andere bron van inkomsten op. De handelaren in inlandse tabak zijn overgegaan op buitenlandse tabakssoorten. Zij vinden in Wageningen veel vaardige handen die, eerst thuis en later in fabrieken, voor weinig geld sigaren kunnen maken. De sigarenindustrie biedt tot de jaren 70 van de 20e eeuw honderden arbeiders werk. Bekende Wageningse merken zijn Schimmelpenninck en Victor Hugo.
Steenovens
De oudste industrie van Wageningen is de – inmiddels ook verdwenen – baksteenfabricage geweest. De eerste fabriek wordt in 1837 aan de mond van de Rijnhaven gebouwd.
Op het hoogtepunt van de baksteennijverheid, in 1918, staan er 6 steenovens in de Wageningse uiterwaarden. Het werk aan de steenfabriek is heel zwaar en wordt slecht betaald. Vaak moet het hele gezin meewerken. Er is dan ook veel kinderarbeid in de steenfabricage.
Drukkerijen
Aan het eind van de negentiende eeuw komt het drukkerijbedrijf op. Er zijn dan al een paar drukkerijtjes in de stad. Maar na de oprichting van de Rijkslandbouwschool in 1876 krijgt deze bedrijfstak pas goed de wind in de zeilen. Veel proefschriften en later ook bekende tijdschriften als de NCRV-gids en de Spiegel rollen jarenlang van de Wageningse persen. Nu is ook deze tak van industrie uit de stad verdwenen.
4. Agrarisch onderwijs en onderzoek
In 1876 koopt het Wageningse gemeentebestuur een groot gebouw (de Bassecour) aan de Herenstraat. De gemeente schenkt het aan het Rijk op voorwaarde dat zij daarin de middelbare landbouwschool blijvend vestigt. Het is een gulle, door welbegrepen eigenbelang ingegeven, gebaar.

De gemeente heeft hoge verwachtingen van de aanwezigheid van zo’n opleiding binnen haar grenzen. Die verwachtingen komen uit. In 1876 wordt de landbouwschool geopend en na een aarzelend begin groeit de school uit tot een veelzijdig opleidingsinstituut. Er wordt les gegeven van voortgezet lager onderwijs tot bijna academisch niveau.
Aan het einde van de negentiende eeuw bestaat de oorspronkelijke Rijkslandbouwschool uit 4 hoofdrichtingen. 2 daarvan zijn de Rijkstuinbouwschool en de Rijks-HBS. Uiteindelijk blijft alleen de Rijks Hogere Land-, Tuin- en Bosbouwschool, de opleiding met het hoogste, bijna universitaire, onderwijspeil, daarvan over. Deze school, waarvan sommige leraren zich professor mogen noemen, wordt in 1918 verheven tot Landbouw Hogeschool. Daarna komen ook enkele wetenschappelijke instituten naar Wageningen.
Maar de grote groei van het agrarisch wetenschappelijk onderwijs en onderzoek vindt pas na de Tweede Wereldoorlog plaats.
5. Oorlog en bevrijding
Met het telegram ‘Burgerbevolking afvoeren, onmiddellijk inschepen’ begint voor Wageningen de oorlog. Er heeft zich dan nog geen 1 Duitser op haar grondgebied gemeld. Maar de evacuatie was zorgvuldig voorbereid. Op 10 mei 1940 vaart een vloot van rijnaken met 14.000 Wageningers naar het westen. Als de inwoners een paar dagen later terugkeren, vinden zij een jammerlijk verwoest centrum terug. Dat was niet het werk van de invallers, maar van de eigen artillerie die de Duitsers vanaf de Grebbeberg had bestookt.
De herbouw van het centrum -in de stijl van de Delftse School- wordt direct aangepakt. Al in 1941 is het voor een groot deel klaar. In de volgende jaren krijgt Wageningen ruim haar deel aan verwoesting, onderdrukking en terreur. Daarbij komen meer dan 100 Wageningse burgers om het leven, en de stad wordt ook in 1945 opnieuw zwaar beschoten. Maar het aan het eind van de oorlog speelt de stad een kleine maar bijzondere rol in de geschiedenis van ons land.
Op 5 mei 1945 voeren de geallieerde en Duitse legeraanvoerders in hotel De Wereld gesprekken over de overgave. De zogeheten capitulatieakte wordt de volgende dag in de Aula getekend. Daarmee wordt Wageningen (en is nog steeds) de Stad der Bevrijding.

6. Wetenschap als booming business
Met de voltooiing van de toren van de Grote Kerk op de Markt in 1954 is het herstel van de grote schade die Wageningen in de Tweede Wereldoorlog heeft geleden bijna helemaal klaar. Inmiddels is het aantal inwoners na 1945 snel gegroeid. Vooral het aantal studenten aan de Landbouwhogeschool is toegenomen. De wetenschap – de Landbouwhogeschool en haar ‘aanhang’ van wetenschappelijke instituten – wordt ‘booming business’ voor Wageningen.
Verdubbeling inwoners
Om de bevolkingstoename op te kunnen vangen, komt er in de jaren zestig een groots plan om een grote woonwijk in de uiterwaarden aan de Rijn te bouwen. Maar het groeiend milieubewustzijn gooit roet in het eten. Het plan gaat net door. Wageningen moet vanaf dan in het noorden en westen van het grondgebied uitbreiden. Al gaat het misschien niet zo stormachtig als gehoopt, Wageningen bouwt na de oorlog toch veel woningen. Daardoor is het aantal inwoners tussen 1945 en 2020 meer dan verdubbeld, tot bijna 40.000.
City of Life Sciences
De traditionele industrie (sigaren- en baksteenfabricage en de drukkerijen) is nu verdwenen. De laatste jaren vinden de Wageningers vooral werk in de commerciële en wetenschappelijke dienstverlening. De landbouwschool is nu universiteit en heet WUR (Wageningen University en Research). Het is een fusie tussen de Landbouwuniversiteit en de zelfstandige wetenschappelijke instituten. De WUR blijft een belangrijke rol in de Wageningse economie spelen. Vooral wanneer het gaat om het aantrekken en behouden van kennisintensieve bedrijven, die zich met voedsel en alles er omheen bezighouden. Aan deze ontwikkeling dankt Wageningen haar naam ‘City of Life Sciences’.

Gemeentearchief
